start
- start
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | start | starts |
verkleinwoord | startje | startjes |
de start m
- (sport) begin van een wedstrijd
- De start van de competitie.
- (bij uitbreiding) aanvang, begin, eerste fase van iets in het algemeen
- ▸ De familie zette ons die middag af bij de start van onze route en nam hartelijk afscheid van ons.[2]
|
1. een begin ergens van
vervoeging van |
---|
starten |
start
- Het woord start staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "start" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ start op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
start
- start
start
- Geluid: start (VS) (hulp, bestand)
- Geluid: start (VK) (hulp, bestand), start (VK) (hulp, bestand)
- erfwoord van Middelengels sterten, Angelsaksisch styrtan. West-Germaans *sturtijan, Indo-Europees *(s)ter-. Doublet met stare.
enkelvoud | meervoud |
---|---|
start | starts |
start
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to start |
he/she/it | starts |
verleden tijd | started |
voltooid deelwoord |
started |
onvoltooid deelwoord |
starting |
gebiedende wijs | start |
start
- overgankelijk beginnen ww [2], in gang zetten, initiëren, starten ww [1]
- onovergankelijk een aanvang nemen, beginnen ww [3], van start gaan
- «The rain started at 9:00.»
- Om 9:00 begon het te regenen.
- «The rain started at 9:00.»
start
- start
- Afkomstig uit het Engels.
start
- gebiedende wijs van starte
start m
o | enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | start | starten | starter | startene |
genitief | starts | startens | starters | startenes |
start
|
|
- [1-2]: starte
- [1]: stille til start (delta)
deelnemen
- [1]: få start på (få i gang)
aan de praat krijgen
- start
- Afkomstig uit het Engels.
start
- gebiedende wijs van starta
start
- gebiedende wijs van starte
start m
o | enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | start | starten | startar | startane |
genitief |
start
|
|
- [1-2]: starte
- IPA: /start/
- start
- Leenwoord uit het Engels
start m
- IPA: /start/
- start
- Leenwoord uit het Engels
- start, begin; de plek waar iets begint
- «Na start závodu dorazily stovky sportovců.»
- Aan de start van de wedstrijd verschenen honderden sporters.
- «Na start závodu dorazily stovky sportovců.»
- start, begin; het tijdpunt wanneer iets begint
- «Ředitel popřál všem učitelům úspěšný start nového školního roku.»
- De directeur wenste alle leraren een succesvolle start van het nieuwe schooljaar.
- «Ředitel popřál všem učitelům úspěšný start nového školního roku.»
- het opstijgen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | start | starty |
genitief | startu | startů |
datief | startu | startům |
accusatief | start | starty |
vocatief | starte | starty |
locatief | startu | startech |
instrumentalis | startem | starty |
- počátek monbezield
- počátek monbezield, zahájení o, spuštění o, nastartování o
- odlet monbezield, vzlet monbezield
- Zie Wikipedia voor meer informatie.