• start

destartm

  1. (sport) begin van een wedstrijd
    • De start van de competitie. 
  2. (bij uitbreiding) aanvang, begin, eerste fase van iets in het algemeen
     De familie zette ons die middag af bij de start van onze route en nam hartelijk afscheid van ons.[2]
vervoeging van
starten

start

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van starten
  2. gebiedende wijs van starten
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]
  1. start op website: Etymologiebank.nl
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
  • start

start

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van starten: start
enkelvoud meervoud
start starts

start

  1. overgankelijk  beginnen ww  [2], in gang zetten, initiëren,  starten ww  [1]
  2. onovergankelijk een aanvang nemen,  beginnen ww  [3], van start gaan
    «The rain started at 9:00.»
    Om 9:00 begon het te regenen.
  • start
  • Afkomstig uit het Engels.

start

  1. gebiedende wijs van starte

start m

  1. start
  2. startfase
o enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   start     starten     starter     startene  
genitief   starts     startens     starters     startenes  
  • [1]: stille til start (delta)
deelnemen
  • [1]: få start på (få i gang)
aan de praat krijgen
  • start
  • Afkomstig uit het Engels.

start

  1. gebiedende wijs van starta

start

  1. gebiedende wijs van starte
  • start
  • Leenwoord uit het Engels