• ko·nec

konec monbezield

  1. einde; het achterste gedeelte
    «Konec věty zanikl v hlasitém potlesku.»
    Het einde van de zin verdween in een luid applaus.
  2. einde; een fase van een proces, waarna geen andere fase meer is; een tijd waarin iets ophoudt
    «Je konec prázdnin a jako každý rok čeká několik tisíc prvňáčků na svůj první školní den.»
    Het is het einde van de vakantie en zoals elk jaar wachten duizenden eerste klassers op hun eerste schooldag.
  3. (figuurlijk) hoek; regio
    «Sešli se tu lidé ze všech konců světa.»
    Mensen kwamen hier uit alle hoeken van de wereld.
  1. padla v, ukončení o, zakončení o, závěr monbezield
  1. začátek monbezield
  2. začátek monbezield