stop
de stop m
- (elektrotechniek) zekering die elektrische stroom begrenst doordat zij smelt
- Door de kortsluiting sloegen alle stoppen door.
- halte (korte onderbreking)
- Bij de volgende stop moet ik echt naar de wc.
- voorwerp dat een opening kan afsluiten
- Doe de stop in de gootsteen.
- besluit om verdere groei of toename te stoppen (-> wervingsstop)
- [1] smeltveiligheid
|
|
- Een stop zetten op
Een maatregel instellen waarmee aan een bepaald proces (m.n. van instroom) een halt toegeroepen wordt
- De stoppen [1] slaan door
Gezegd van iemand die plotseling al zijn/haar zelfbeheersing verliest
- De stop [3] eruit trekken
Een einde aan iets maken (vgl. de stekker eruit trekken)
3. voorwerp dat een opening kan afsluiten
- Het woord stop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stop" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "stop" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
stop
- onovergankelijk een einde nemen, ophouden [1], stoppen [4]
- overgankelijk tegenhouden
- overgankelijk dichtstoppen
enkelvoud | meervoud |
---|---|
stop | stops |
stop
- stop; voorwerp dat een opening kan afsluiten
- (elektrotechniek) stop; zekering die elektrische stroom begrenst doordat zij smelt
stop m
- (verkeer) het liften; het, met een langs de weg aangehouden auto, als gratis passagier meerijden
- (scheikunde) legering