stopbus
- stop·bus
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stopbus | stopbussen |
verkleinwoord |
de stopbus m
- een bus die dient als vervangend vervoer voor een uitgevallen stoptrein
- De NS had op de lijn Almelo-Enschede gisteren twee keer per uur een snelbus en twee keer een stopbus ingezet. Ook vandaag rijden die beide volgens dat halfuurschema, soms nog tot half twee 's nachts. Er kwamen volgens de NS weinig klachten binnen. De meest gestelde vraag was: Welke bus moet ik hebben? Door het mooie weer konden de ingehuurde partytenten om reizigers tegen de regen te beschermen, in de verpakking blijven. [2]
- NS zet een 'stopbus' in tijdens werkzaamheden: Reizigers die in- of uitstappen op de kleinere NS-stations tussen Deventer en Almelo kunnen ook als vanaf zaterdag het spoor enkele dagen eruit ligt van en naar die haltes reizen. [3]
- een bus die alle haltes aandoet
- deel van een worstmachine
- Want worst draaien, verdomd, dat leek de toenmalige jongerenwerker in Rotterdam dus ook wel een gave hobby. Toen hij prompt daarop van zijn geliefde zijn eigen ‘stopbus’ cadeau kreeg, heeft dat apparaat bij wijze van spreken nooit meer uit gestaan. [4]
- pakkingsbus
- [2] snelbus
- Het woord stopbus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stopbus" herkend door:
72 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 12-10-08 'Rampdag' spoor leidt slechts tot klein leed
- ↑ Tubantia 14-10-11 NS zet een 'stopbus' in tijdens werkzaamheden
- ↑ NRC Frank van DijlWim de Jong 27 november 2015 Een kroket die de wereld gaat verbazen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be