Met recht luidt de ondertitel ‘macabere verhalen’. In de negentien vertellingen – even precies en zuinig van taal, en verontrustend van toon – keren klassieke sprookjes- en horroringrediënten terug. Mensen worden levend begraven (‘De arm’). Zwarte katten verraden op Edgar Allan Poe-achtige wijze dat de dood toch niet definitief heeft gezegevierd (‘Hygiëne’). En vanuit het gegeven dat ‘een mens altijd bang is dat er onbekende wezens aanwezig zijn’, creëert Petroesjevskaja in ‘Er is iemand in huis’, in verrukkelijke, met zwartgallige humor doorspekte zinnen, een heuse ‘poltergeist’, die een non-stop tv-kijkende vrouw haar huis en leven ondersteboven doet keren. [1]