Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dicht·stop·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
dichtstoppen
stopte dicht
dichtgestopt
zwak -t volledig

Werkwoord

dichtstoppen

  1. overgankelijk iets in een holte steken om deze te blokkeren
    • Hij had het gat met oude kranten dichtgestopt. 

Gangbaarheid