UTP / ehternetkabel nodig voor het maken van een patch
  • patch

depatchm

  1. (informatica) aansluiting van apparaten via een ethernetkabel
  2. (informatica) softwareaanpassing, bedoeld om fouten te verhelpen
    • Na enig heen en weer gepraat met de elektronische helpdesk van Encyclopaedia Britannica heb ik via e-mail een fix (patch of hulpprogramma) ontvangen, waardoor de CD-rom nu ook met de Nederlandse versie van Microsoft Internet Explorer kan bekeken worden. [2] 
vervoeging van
patchen

patch

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van patchen
    • Ik patch. 
  2. gebiedende wijs van patchen
    • Patch! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van patchen
    • Patch je? 
84 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.[3]
  • Mogelijk van Oudfrans pieche, of van een Oudengels woord wat zelf niet is overgeleverd.[1]
enkelvoud meervoud
patch patches

patch

  1. overgankelijk een lapje (stof e.d.) bevestigen op
  2. overgankelijk snel in elkaar zetten, ineenflansen, samenflansen
  3. overgankelijk (op gehaaste wijze) beslechten, bijleggen [2]
  4. overgankelijk, (informatica) patchen
  5. overgankelijk bevlekken, vlekken maken op
  6. overgankelijk, (elektronica) circuits [2] op elkaar aansluiten
  1. patch (n.1), Online Etymology Dictionary