• fix

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

enkelvoud meervoud
naamwoord fix -
verkleinwoord - -

defixm

  1. (informeel) injectie waarbij harddrugs in de ader worden gespoten
vervoeging van
fixen

fix

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fixen
    • Ik fix. 
  2. gebiedende wijs van fixen
    • Fix! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fixen
    • Fix je? 
  • fix

fix

  1. vast, star
  2. kort, snel

fix

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd gebiedende wijs van fixen