regelen

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  regelen    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• re·ge·len

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘schikken, inrichten’ voor het eerst aangetroffen in 1522
• Afgeleid van regel met het achtervoegsel -en

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
regelen	regelde	geregeld
zwak -d	volledig

Werkwoord

regelen

1. zorgen dat een gewenste effect bereikt wordt

   • Piet zal regelen dat de boot om 13.30 uur aankomt. 

   ▸ 'Op drukke dagen hadden we hier enorme files. Er stond zelfs een gendarme op een rond podiumpje het verkeer te regelen', zegt ze, wijzend op een totaal verlaten kruispunt. Velen hebben zowaar heimwee naar die legendarische files van volgepakte auto's die zich door smalle dorpsstraten wurmden.

   ▸ Als ik bijvoorbeeld met mijn gezin op vakantie was of met een groep vrienden een weekendje weg ging, waren de verantwoordelijkheden gedeeld. Zo kon je altijd wel een grap of opmerking maken over iets dat niet goed geregeld was, zoals matig eten of kaartlezen op weg naar Zuid-Frankrijk.

Verwante begrippen

• inrichten, terechtbrengen, in orde brengen, organiseren, reguleren

Antoniemen

• ontregelen

Hyponiemen

• afregelen, beregelen, bijregelen, fijnregelen, inregelen, naregelen, ontregelen, zelfregelend

Afgeleide begrippen

   

geregel regelaar regelapparatuur regelarij regelatie regelbaan regelbaar regelcentrum regeldag regeldrift regelelement regeletje regelgen regelgevend regelgever regelgeving regelhandhaving regeling regelkamer regelkastje regelklep regelknop regelkraan regelkring regellast regelmechanisme regelneef regelnicht regelsysteem regeltante regeltechnicus regeltechniek regeltransformator regelweerstand regelzucht

Uitdrukkingen en gezegden

• Tot in de puntjes regelen

alles nauwkeurig regelen

Vertalingen

    1. zorgen dat het gebeurt   

Engels: arrange (en), organize (en), put in order (en), regulate (en), tidy (en) Ido: aranjar (io)

Papiaments: regla Spaans: arreglar (es), concertar (es), organizar (es), reglamentar (es), regular (es), regularizar (es)

Zelfstandig naamwoord

regelen mv

1. meervoud van het zelfstandig naamwoord regel

Gangbaarheid

• Het woord regelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "regelen" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.

Deens

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Woordafbreking

• re·ge·len

Naar frequentie	141781

Zelfstandig naamwoord

regelen

1. nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van regel

Schrijfwijzen

• reglen

Noors

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / ˈɾəːgələn /

Woordafbreking

• re·ge·len

Naar frequentie	6846

Zelfstandig naamwoord

regelen

1. nominatief bepaald mannelijk meervoud van regel

Nynorsk

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / ˈɾeːglɑɾ /

Woordafbreking

• reg·lar

Werkwoord

regelen

1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van regla

Werkwoord

regelen

1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van regle

Zelfstandig naamwoord

regelen

1. nominatief bepaald mannelijk meervoud van regel