Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·ko·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
omkopen
kocht om
omgekocht
zwak -cht volledig

Werkwoord

omkopen

  1. overgankelijk (iemand ~) met behulp van geschenken, geld e.d. overhalen om van zijn plicht, partij, overtuiging te verzaken
    • De gokbazen kochten de doelman van de thuisploeg om. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be