circuit
- cir·cuit
- Leenwoord uit het Frans, in de (later verder uitgebreide) betekenis van ‘gesloten baan, gesloten groep’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1663 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | circuit | circuits |
verkleinwoord | circuitje | circuitjes |
het circuit o
- (sport) omloop (voor snelheidswedstrijden)
- De Italiaanse motorcoureur werd als eerste afgevlagd op het circuit van Assen.
- Het gloednieuwe circuit in Bakoe is niet gebouwd voor de bolides van Red Bull. Ze komen snelheid tekort op het rechte stuk van het circuit, dat liefst 2,2 kilometer lang is.[2]
- (natuurkunde), (elektrotechniek) elektrisch netwerk, schakeling [3], stroomschakeling
- Hij werd biologisch oceanograaf en, belangrijker, hij ziet het leven op aarde als een elektronisch circuit. Het is geen circuit met snoeren, maar met micro-organismen en chemische stoffen als ATP, chlorofyl, NADPH. Het zijn de stoffen waarmee planten energie halen uit zonlicht. Deze en vergelijkbare chemische reacties zijn de basis van al het leven, en Falkowski beschouwt ze als elektrische schakelingen – schakelingen van nanomachines.[3]
- andersoortige omloop
- Als Grootscholten de deur van het pompgebouw opendoet staan we plotseling middenin de herrie. Het is een warmtefabriek waar het opgepompte water door een warmtewisselaar wordt geleid die de warmte van het ene gesloten circuit omzet in warmte voor het volgende circuit: de zeven kilometer lange verbinding naar de aangesloten bedrijven en terug.[4]
- (luchtvaart) afgebakende vliegroute
- (figuurlijk) gesloten groep mensen die met elkaar omgaan, kring
- De moord bleek een afrekening in het criminele circuit te zijn.
- rondgang langs verschillende apparaten in een sportschool
- Te midden van stoere bodybuilders doe ik mijn oefeningetjes. Ik leg mijn circuit af, een programma voor mijn fysieke probleem.[5]
- [1] omloop
- [2] stroomloop, schakeling
- [5] milieu
1. omloop voor snelheidswedstrijden
2. elektronisch netwerk
- Het woord circuit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "circuit" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "circuit" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ 15 juni 2016 NRC
- ↑ Hester van Santen 12 september 2015 NRC
- ↑ Renée Postma 29 april 2016 NRC
- ↑ Dieuwerke Krikke 28 april 2016 NRC
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- circuit (VS) (hulp, bestand)
- IPA:
- Van Oudfrans circuit
enkelvoud | meervoud |
---|---|
circuit | circuits |
circuit
- omtrek
- kringloop
- baan [1], (sport) circuit [1]
- (elektrotechniek) circuit [2]
- (juridisch) rondgaande rechtbank
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
circuit | le circuit | circuits | les circuits |
circuit m
- traject, weg [2]
- (sport) circuit [1]
- (elektrotechniek) circuit [2]
- (techniek) buizenstelsel
- (luchtvaart) circuit [4]
- kringloop