milieu
- Geluid: milieu (hulp, bestand)
- IPA: / mɪlˈjø / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /mɪɫˈjø/
- (Limburg): /mi.li.ˈjøː/
- mi·li·eu
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘omgeving’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1888 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | milieu | milieus |
verkleinwoord | milieutje | milieutjes |
het milieu o
- (sociologie) de sociale omgeving (maatschappelijk, cultureel, religieus)
- In dat milieu zou ik het niet volhouden, ik kan die mensen niet uitstaan!
- (biologie) de wereldwijde natuurlijke omgeving
- De uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen is slecht voor het milieu.
|
1. de sociale omgeving
2. de wereldwijde natuurlijke omgeving
- Het woord milieu staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "milieu" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "milieu" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
milieu m
- midden
- gemiddelde
- omgeving, leefomgeving, milieu
- crimineel milieu, onderwereld
- IPA: /mɪlɪjɛː/
- mi·lieu
- Leenwoord uit het Frans
milieu o
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | milieu | milieu |
genitief | milieu | milieu |
datief | milieu | milieu |
accusatief | milieu | milieu |
vocatief | milieu | milieu |
locatief | milieu | milieu |
instrumentalis | milieu | milieu |