Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • recht·bank
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rechtbank rechtbanken
verkleinwoord (rechtbankje) (rechtbankjes)

Zelfstandig naamwoord

de rechtbankv / m

  1. (juridisch) een instelling waar rechtgesproken wordt
    • Hij moet morgen naar de rechtbank. 
  2. gerechtsgebouw
  3. aanrecht (in de keuken)
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be