court
- Geluid: court (VS) (hulp, bestand)
enkelvoud | meervoud |
---|---|
court | courts |
- Via het Middelengels afgeleid van het Oudfranse cort, wat weer te herleiden is tot het Latijnse cortem. Etymologisch verwant met cohort.
court
- (juridisch) gerechtshof, hof [2], rechtbank, tribunaal
- «The court of justice.»
- Het gerechtshof.
- «The court of justice.»
- (juridisch), (politiek) hof [1], hofhouding
- «The queen and her court.»
- De koningin en haar hofhouding.
- «The queen and her court.»
- (tuinieren) hof [3], hoftuin
- «A medieval court.»
- Een middeleeuwse hoftuin.
- «A medieval court.»
- min of meer omsloten ruimte in het algemeen, binnenplaats
- (sport) baan [4], tennisbaan
- (bedrijfskunde) bestuursraad, directieraad
- «The court of directors.»
- De raad van bestuurders.
- «The court of directors.»
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to court |
he/she/it | courts |
verleden tijd | courted |
voltooid deelwoord |
courted |
onvoltooid deelwoord |
courting |
gebiedende wijs | court |
court
- overgankelijk het hof maken
- overgankelijk voor zich proberen te winnen
- overgankelijk uitnodigen, verleiden
- overgankelijk riskeren
- court
- van Latijn curtus "kort, afgesneden"
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk | court | courts |
vrouwelijk | courte | courtes |
court m
- kort, beperkt
- te kort, niet genoeg
court
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
court | le court | courts | les courts |
court m
vervoeging van |
---|
courir |
court
- derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van courir