omloop
- om·loop
[A] de ómloop m
- het in de rondte gaan, een kringloop bijv. bloedsomloop
- de omwenteling van een voorwerp dat zich om een middelpunt beweegt (-> omloopbaan)
- rondlopende galerij, een omgang
- (medisch) om de vinger of nagel lopende nagelriemontsteking, paronychia
- criterium
- parcours, circuit
1.
4. nagelriemontsteking, paronychia
- Het woord omloop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "omloop" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be