omloop
- [A] Geluid: ómloop (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɔmlop / (2 lettergrepen)
- [B] Geluid: omlóóp (hulp, bestand)
- IPA: / ɔmˈlop / (2 lettergrepen)
- om·loop
- [A] zn: naamwoord van handeling van ómlopen ww (zonder -en) [1]
- [A] ww: ómlopen ww zonder de uitgang -en
- [B] ww: omlópen ww zonder de uitgang -en
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | omloop | omlopen |
verkleinwoord | omloopje | omloopjes |
[A] de ómloop m
- het in de rondte gaan, een kringloop bijv. bloedsomloop
- de omwenteling van een voorwerp dat zich om een middelpunt beweegt (-> omloopbaan)
- rondlopende galerij, een omgang
- (medisch) om de vinger of nagel lopende nagelriemontsteking, paronychia
- criterium
- parcours, circuit
- bankbiljettenomloop, bloedsomloop, bovenomloop, geldomloop, geldsomloop, maansomloop, torenomloop, wateromloop
1.
4. nagelriemontsteking, paronychia
vervoeging van |
---|
omlopen |
[A] ómloop
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omlopen
- ... dat ik ómloop.
vervoeging van |
---|
omlopen |
[B] omlóóp
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omlopen
- Ik omloop.
- gebiedende wijs van omlopen
- Omloop!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omlopen
- Omloop je?
- Het woord omloop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "omloop" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be