galerij
- ga·le·rij
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘zuilengang’ voor het eerst aangetroffen in 1538 [1]
- afgeleid van het Franse galerie (met het achtervoegsel -erij) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | galerij | galerijen |
verkleinwoord | galerijtje | galerijtjes |
de galerij v
- een overdekte gang, gaanderij
- De galerij maakt het mogelijk beschut naar de voordeur te lopen.
- museum- of tentoonstellingszaal, vooral voor schilderijen (schilderijengalerij) of beeldhouwwerken (beeldengalerij)
- een zaak waar kunstwerken verkocht worden en kleine tentoonstellingen plaatsvinden, galerie
- de hoogste en goedkoopste plaatsen in de schouwburg of theater
- een verzameling gelijksoortige objecten die worden getoond (b.v. op een computer) fotogalerij, portretgalerij
- Het woord galerij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "galerij" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "galerij" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ galerij op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be