gaanderij
- gaan·de·rij
- In de betekenis van ‘zuilengang’ voor het eerst aangetroffen in 1804 [1]
- afgeleid van gaan met het achtervoegsel -erij [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gaanderij | gaanderijen |
verkleinwoord | gaanderijtje | gaanderijtjes |
de gaanderij v
- overdekte zuilengang die aan één kant open is, galerij
1.
- Het woord gaanderij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gaanderij" herkend door:
51 % | van de Nederlanders; |
73 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "gaanderij" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ gaanderij op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be