• ga·le·rie
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verkooplokaal voor moderne kunst’ voor het eerst aangetroffen in 1970 [1]
  • afgeleid van het Franse 'galerie' [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord galerie galerieën
galeries
verkleinwoord galerietje galerietjes

de galeriev

  1. een ruimte waar kunstwerken, veelal schilderijen, uitgestald worden en te koop worden aangeboden
    • Ze heeft daar een prachtige galerie die druk bezocht wordt. 
99 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]