Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: trans-
  • trans

[A]detransm

  1. (bouwkunde) omgang op de top van een toren
    • De boogschutters stonden gereed op de trans. 
enkelvoud meervoud
naamwoord trans transen
verkleinwoord transje transjes

[B]detransm

  1. (lhbt) iemand met een geslachtelijke identiteit die verschilt van de biologische sekse bij geboorte

[C] trans

  1. (scheikunde) aan de andere kant van het centrale atoom of de dubbele binding (binnen een molecuul)
    • Deze dubbele binding is niet cis maar trans. 
87 %van de Nederlanders;
76 %van de Vlamingen.[3]
  1. trans op website: Etymologiebank.nl
  2. Boon, Ton den & Rudi Hendrickx
    (red.), Van Dale: Groot woordenboek van de Nederlandse taal, 15e druk, 3 delen, Utrecht/Antwerpen: Van Dale Uitgevers, 2015; ISBN 9789460772221; p. 4045 kol. 1
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

trăns + accusatief

  1. aan de andere kant van, over
    «Trans Padum.»
    Aan de overkant van de Po.
  2. naar de andere kant van, over