trans
![]() |
- trans
- [A] van Frans tranche "snede, rand" [1]
- [B] (verkorting) van transseksueel, vergelijk Engels transsexual [2]
- [C] van Latijn trans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | trans | transen |
verkleinwoord | transje | transjes |
[C] trans
- (scheikunde) aan de andere kant van het centrale atoom of de dubbele binding (binnen een molecuul)
- Deze dubbele binding is niet cis maar trans.
- Het woord trans staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "trans" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ trans op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Boon, Ton den & Rudi Hendrickx(red.), Van Dale: Groot woordenboek van de Nederlandse taal, 15e druk, 3 delen, Utrecht/Antwerpen: Van Dale Uitgevers, 2015; ISBN 9789460772221; p. 4045 kol. 1
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- (verkorting) van transsexuel
trans
- (spreektaal) transseksueel
- «Cet artiste trans a raconté son parcours sur France 2.»
- Die transsexuele artiest heeft op France 2 over zijn carrière verteld. [1]
- «Cet artiste trans a raconté son parcours sur France 2.»