zuilengalerij
  • zui·len·ga·le·rij
enkelvoud meervoud
naamwoord zuilengalerij zuilengalerijen
verkleinwoord zuilengalerijtje zuilengalerijtjes

de zuilengalerijv

  1. (bouwkunde) galerij met zuilen
     De zuilengalerij was begroeid met klimop. Een van de grote aardewerken vazen waaruit bougainville golfde, was gebarsten. Onkruid groeide tussen het grind. Vredig, maar dat was het woord niet. Berustend. Men zou het verstrijken van de tijd en het verlies van alle dingen inderdaad net zo goed kunnen aanvaarden.[2]