zuilengalerij
- zui·len·ga·le·rij
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zuilengalerij | zuilengalerijen |
verkleinwoord | zuilengalerijtje | zuilengalerijtjes |
de zuilengalerij v
- (bouwkunde) galerij met zuilen
- ▸ De zuilengalerij was begroeid met klimop. Een van de grote aardewerken vazen waaruit bougainville golfde, was gebarsten. Onkruid groeide tussen het grind. Vredig, maar dat was het woord niet. Berustend. Men zou het verstrijken van de tijd en het verlies van alle dingen inderdaad net zo goed kunnen aanvaarden.[2]
- Het woord zuilengalerij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 13