zuil
- zuil
- In de betekenis van ‘pilaar’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
- Uit Middelnederlands sūle, suul, uit Oudnederlands sūl, ontwikkeld uit Oergermaans *sūli-; misschien verwant met Grieks xúlon ‘hout’, Litouws šùlas ‘houten paal, stok’ en Oekraïens šúlo ‘id.’, wijzend op Indo-Europees *ḱs(e)ul- met vereenvoudiging van de anlaut (*ḱs- > *s-).[2] Evenals Nederduits Süül, Duits Säule en Zweeds dial. sul.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zuil | zuilen |
verkleinwoord | zuiltje | zuiltjes |
- (bouwkunde) vrijstaand dragend bouwkundig object met grote lengte en beperkte ronde doorsnede
- groep mensen die binnen een samenleving verenigd zijn door hun religieuze of politieke overtuiging
- De twintigste-eeuwse Nederlandse samenleving was opgedeeld in vier grote zuilen: de katholieke, de protestants-christelijke, de socialistische en de liberale.
- ontzuilen, verzuilen, verzuiling, zuilcactus, zuilenbestel, zuilengalerij, zuilengang, zuilenmaatschappij, zuilenrij, zuilenstelsel, zuilheilige
1.
- Het woord zuil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zuil" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "zuil" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ zuil op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 24
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be