portiek
- por·tiek
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘open portaal’ voor het eerst aangetroffen in 1696 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | portiek | portieken |
verkleinwoord | portiekje | portiekjes |
- (bouwkunde) (gemeenschappelijke) woningingang bestaande uit een open portaal binnen de voorgevellijn, dat via een trap, of rechtstreeks, toegang geeft tot een of meerdere huisdeuren
- (bouwkunde) open overdekte zuilengang of galerij voor of op zij van een gebouw, zuilengalerij
1. woningingang bestaande uit een open portaal binnen de voorgevellijn
- Het woord portiek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "portiek" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "portiek" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ portiek op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be