elektronica
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: elektronica (hulp, bestand)
Woordafbreking
- elek·tro·ni·ca
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘elektronentechniek’ voor het eerst aangetroffen in 1954 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | elektronica | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de elektronica v
- (wetenschap) (elektrotechniek) de tak van elektrotechniek die zich bezighoudt met het gedrag van elektronen in de vrije ruimte of vaste stof hetgeen leidt tot actieve componenten zoals elektronenbuizen en transistors of in niet-lineaire componenten zoals b.v. diodes
- Hij is bezig elektronica te leren.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. de tak van elektrotechniek die zich bezighoudt met het gedrag van elektronen...
Gangbaarheid
- Het woord elektronica staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "elektronica" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "elektronica" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ elektronica op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Limburgs
Uitspraak
Zelfstandig naamwoord
elektronica
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.