wetenschap

Nederlands
Uitspraak
- Geluid: wetenschap (hulp, bestand)
- IPA: /'ʋetənsxɑp/
Woordafbreking
- we·ten·schap
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘het weten, de kennis’ voor het eerst aangetroffen in 1300 [1]
- Afgeleid van weten en met het achtervoegsel -schap. [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wetenschap | wetenschappen |
verkleinwoord | wetenschapje | wetenschapjes |
Zelfstandig naamwoord
wetenschap v
- het weten van de mens; georganiseerde kennis in de samenleving
- de georganiseerde activiteit tot het vergroten van kennis en begrip, op wetenschappelijk niveau
- zekerheid
- ▸ `Onze gasten kunnen gerust slapen in de wetenschap dat hun vertrekken duchtig worden bewaakt; zei Montebello. `Om zich toegang te verschaffen tot de bovenverdiepingen dient men te passeren tussen de hybride verschijningsvorm van de angst en het verraderlijk spinnende poesje dat voor raadselen stelt, die respectievelijk staan voor het weinig realistische zelfbeeld van de man en het wezen van de vrouw, als u het mij toestaat u te amuseren met mijn dilettantisme op het gebied van de symboliek.[3]
Synoniemen
- [1] kennis
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
Vertalingen
1. het weten van de mens
2. georganiseerde activiteit
Gangbaarheid
- Het woord wetenschap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "wetenschap" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "wetenschap" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ wetenschap op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 16
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be