Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ro·bo·ti·ca
enkelvoud meervoud
naamwoord robotica -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de roboticav

  1. (wetenschap) (techniek) wetenschap die zich bezig houdt met de theoretische studie en bouw van robots
    • Kaspar studeerde robotica en ging na zijn studie werken in de informatica 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

79 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be