gerontologie
- ge·ron·to·lo·gie
- In de betekenis van ‘leer van de ouderdomsverschijnselen’ voor het eerst aangetroffen in 1954 [1]
- afgeleid van het Griekse 'gérōn' (opgroeien, rijpen, oud worden) met het achtervoegsel -logie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gerontologie | - |
verkleinwoord | - | - |
de gerontologie v
- (medisch) (wetenschap) tak van wetenschap die het "ouder worden" bestudeert, zowel in lichamelijk, maatschappelijk als in geestelijk opzicht
1. tak van wetenschap die het "ouder worden" bestudeert
- Het woord gerontologie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gerontologie" herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "gerontologie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /gɛrɔntɔlɔgɪjɛ/
- ge·ron·to·lo·gie
gerontologie v
- (medisch) (wetenschap) gerontologie; tak van wetenschap die het "ouder worden" bestudeert
- Zie Wikipedia voor meer informatie.