• ken·nis
enkelvoud meervoud
naamwoord kennis -
verkleinwoord - -

[A] kennis v

  1. wat je weet of hebt geleerd
     Leren geeft kennis, kennis geeft macht, macht om onafhankelijk te blijven.[4]
     Dat zegt ook kennisinstituut Deltares, dat in Nederland een grote rol heeft in het onderzoek naar de bodem en water. "Deltares heeft een sterke relatie met de VU. We delen kennis, studenten studeren bij ons af of lopen bij ons stage. En een aantal van onze medewerkers komt daar ook vandaan, heeft daar een gedeelde aanstelling of is gedetacheerd", zegt wetenschappelijk directeur Bart van den Hurk, zelf ook gedetacheerd aan de VU.[5]
  • buiten kennis
bewusteloos
  • bij kennis
  • Kennis van zaken hebben
van iets veel weten
  • Kennis is macht
veel weten kan veel invloed betekenen
enkelvoud meervoud
naamwoord kennis kennissen
verkleinwoord kennisje kennisjes

[B] kennis m/v

  1. iemand met wie men bekend is
    • Hij is een kennis van mij. 
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[6]
  1. "kennis" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. kennis op website: Etymologiebank.nl
  3. www.parool.nl (25 apr 2025)
  4. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  5. Bronlink geraadpleegd op 6 mei 2025 Weblink bron
    Sven Schaap
    “Werkveld luidt noodklok op actiedag tegen verdwijnen aardwetenschappen VU” (6 mei 2025), NOS
  6. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

kennis

  1. kennis; wat je weet of hebt geleerd

kennis

  1. kennis; wat je weet of hebt geleerd