kunde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kun·de
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘het kunnen’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- van Middelnederlands conde "bekendheid, kennis" [2] [3] [4] [5]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kunde | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
kunde v
- (verouderd) bekendheid met, kennis van zaken (nu vooral gangbaar als rechterdeel van samenstellingen die een gebied van studie of wetenschappelijke discipline aangeven)
- bekwaamheid in een vak, wetenschap of in algemene zin
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
|
Vertalingen
2. bekwaamheid in een vak, wetenschap of in algemene zin
Gangbaarheid
- Het woord kunde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "kunde" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[6] |
Verwijzingen
- ↑ "kunde" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Middelnederlandsch Woordenboek
- ↑ Vroegmiddelnederlands Woordenboek
- ↑ kunde op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be