deskundig
- des·kun·dig
- In de betekenis van ‘vakbekwaam’ voor het eerst aangetroffen in 1717 [1]
- Samenstelling van des (genitief enkelvoud van dat) en kundig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | deskundig | deskundiger | deskundigst |
verbogen | deskundige | deskundigere | deskundigste |
partitief | deskundigs | deskundigers | - |
deskundig [3]
- met kennis van zaken
- Hij gaf een deskundig advies.
1. met kennis van zaken
- Het woord deskundig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "deskundig" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "deskundig" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ deskundig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be