• taal·ken·nis
enkelvoud meervoud
naamwoord taalkennis
verkleinwoord

de taalkennisv

  1. het kunnen lezen, schrijven, verstaan en spreken van een taal
     Zaghdoud verwacht niet dat de uitstroom zo groot zal zijn als bijvoorbeeld in Frankrijk. "De voertaal in Marokko is Frans en Arabisch. Voor Franse Marokkanen is het veel eenvoudiger daar te gaan handelen vanwege hun taalkennis.[2]
     De Kamerleden Kuzu en Öztürk, die vorige week uit de PvdA zijn gestapt, hebben in de Tweede Kamer tegen een wetsvoorstel van PvdA-staatssecretais Klijnsma gestemd. Het ging om de wet die eisen stelt aan de taalkennis van mensen die bijstand aanvragen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Reinalda Start
    “Marokkaans vastgoed lonkt” (28-04-2012), NOS
  3.   Weblink bron “Groep Kuzu/Öztürk stemt anders dan PvdA” (18-11-2014), NOS