• er·va·rings·ken·nis
enkelvoud meervoud
naamwoord ervaringskennis
verkleinwoord

de ervaringskennisv

  1. dat wat men door ondervinding in de praktijk heeft geleerd
     Duizenden voormalig zorgverleners en vrijwilligers melden zich massaal aan om bij te springen. Dat is fantastisch. We mogen ook trots zijn op de deskundigen van het RIVM, GGD's en op alle andere instellingen en experts die ons op basis van wetenschappelijk onderzoek en ervaringskennis de weg wijzen. Zij staan onder hoge druk. Het is belangrijk dat we hun ons vertrouwen blijven geven en alle aanwijzingen opvolgen. Zij hebben maar één doel voor ogen en dat is dat wij samen zo goed mogelijk door deze crisis komen en dat de risico's voor kwetsbare mensen zo klein mogelijk blijven.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “De volledige toespraak van koning Willem-Alexander over de coronacrisis in Nederland” (20-03-2020), Tubantia