ervaring
- er·va·ring
- Naamwoord van handeling van ervaren met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ervaring | ervaringen |
verkleinwoord | ervarinkje | ervarinkjes |
de ervaring v
- een vorm van kennis; iets door ondervinding geleerd hebben
- Ik heb heel veel ervaring met autorijden en ik kan het dus ook heel goed.
- ▸ Het idee om een lange tijd alleen door te brengen trok mij enorm aan, maar vond ik tegelijkertijd doodeng omdat ik geen ervaring had met langdurig alleen zijn. Ik heb nooit alleen gewoond, ik ben altijd met anderen op pad en ik ga met mijn gezin op vakantie of met vrienden een weekendje weg.[1]
- kennis hebben van de gebruikelijke gang van zaken
- Mijn ervaring met het beloop van deze ziekte is eigenlijk maar heel beperkt.
- een reflectie uit observatie en betrokkenheid bij bepaalde processen of toestanden
- Deze fout is een waardevolle ervaring geweest waarvan ik veel geleerd heb.
- ▸ Ik vond het verbijsterend om te horen hoeveel indruk de trail destijds op deze man had gemaakt. Zou ik over 35 jaar ook nog zo gegrepen zijn door deze ervaring?[1]
|
- ervaring opdoen
- Ervaring is de beste leermeester
van datgene dat je zelf hebt meegemaakt leer je het meeste
1. een vorm van kennis
|
|
ervaring opdoen
|
- Het woord ervaring staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ervaring" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ 1,0 1,1 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
ervaring