Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • weg·er·va·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wegervaring wegervaringen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de wegervaringv

  1. (verkeer) het hebben van ervaring in het berijden van wegen
    • Hij heeft dertig jaar wegervaring. 
  2. (verkeer) de wijze waarop een weg ervaren wordt
    • Mijn wegervaring in de Alpen? Soms sla ik doodsangsten uit. 
Synoniemen