Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spreek·er·va·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spreekervaring spreekervaringen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de spreekervaringv

  1. vaardigheid met het spreken, geoefendheid in het spreken
    • De thuisstudent kwam naar school om spreekervaring op te doen. 
    • Wie zwijgt zal nooit nieuwe spreekervaringen opdoen. 
Synoniemen
  1. spreekvaardigheid

Gangbaarheid