opdoen
- op·doen
- samenstelling van op en doen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opdoen |
deed op |
opgedaan |
onregelmatig | volledig |
opdoen
- overgankelijk op de huid aanbrengen
- Ze moest haar make-up nog opdoen voordat ze naar buiten ging.
- overgankelijk verkrijgen
- ervaring opdoen
- indrukken opdoen
door ervaring iets leren
- • Maar al snel ontdekte ik dat ik me juist niet eenzaam voelde, dat ik me helemaal niet verveelde en genoeg nieuwe indrukken opdeed om over na te denken. [1]
verkrijgen
ervaring opdoen
|
- Het woord opdoen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opdoen" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be