Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • an·tho·lo·gie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bloemlezing’ voor het eerst aangetroffen in 1769 [1]
  • afgeleid van het Franse: 'anthologie' met het achtervoegsel -logie [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord anthologie anthologieën
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de anthologiev

  1. (letterkunde) bloemlezing
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

79 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen