theologie
- theo·lo·gie
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘godgeleerdheid’ voor het eerst aangetroffen in 1330 [1]
- met het voorvoegsel theo- met het achtervoegsel -logie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | theologie | - |
verkleinwoord | - | - |
de theologie v
- (religie) de leer over God, het goddelijke en de godsdienst
- Velen hielden zich vroeger bezig met pastorale theologie.
1. de leer over God, het goddelijke en de godsdienst
- Het woord theologie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "theologie" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "theologie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be