• gas·tro·no·mie
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘hogere kookkunst’ voor het eerst aangetroffen in 1816 [1]
  • afgeleid van het Griekse γαστήρ 'gastḗr' (maag) met het achtervoegsel -nomie
enkelvoud meervoud
naamwoord gastronomie -
verkleinwoord - -

de gastronomiev

  1. (wetenschap) (kunst) kunst van lekker eten en drinken (verfijnde kookkunst)
97 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]


gastronomie

  1. (wetenschap) gastronomie


gastronomie

  1. (wetenschap) gastronomie


gastronomie

  1. (wetenschap) gastronomie