Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gas·tro·no·misch
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gastronomisch gastronomischer
verbogen gastronomische gastronomischere
partitief gastronomisch gastronomischers -

Bijvoeglijk naamwoord

gastronomisch [1]

  1. (kookkunst) betrekking hebbend op de verfijnde kookkunst
    • De opwinding kon ik vorig jaar maar nauwelijks onderdrukken: geheel onverwacht was ik uitgenodigd voor de verkiezing van The World’s 50 Best Restaurants in New York. Mijn verzoek om als journalist de uitreiking van de Oscars van de gastronomische wereld bij te wonen, was gehonoreerd.[2] 
    • Das war einmal. Jarenlang keek gastronomisch Nederland verlangend naar het zuiden, want daar zaten de grote restaurants, daar gebeurde het. Maar laten we het maar hardop zeggen: dat is niet meer zo. Het culinair epicentrum heeft zich verplaatst naar de Randstad. [3]  
Synoniemen
Vertalingen


Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Hassnae Bouazza 4 april 2017
  3. Volkskrant MAC VAN DINTHER 6 mei 2017