• we·ten·schaps·man
enkelvoud meervoud
naamwoord wetenschapsman wetenschapsmannen
(wetenschapslieden)
(wetenschapslui)
verkleinwoord wetenschapsmannetje wetenschapsmannetjes

de wetenschapsmanm

  1. (wetenschap) man die zich beijvert stelselmatige kennis en begrip op academisch niveau te vergroten
     Prof. dr. A. G. De Wilde, hoogleraar Anatomie en Embryologie aan de Rijksuniversiteit van Groningen, is een voorzichtige wetenschapsman bij wie de woorden 'mogelijk' en 'misschien' vóór op .de tong liggen.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Henk Hellema
    “Handlezen en het voorspellen van ziekte” (19 april 1984) op nrc.nl