Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • win·ter·stop
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord winterstop winterstops
verkleinwoord winterstopje winterstopjes

Zelfstandig naamwoord

de winterstopm

  1. periode in de winter wanneer een bepaalde activiteit onderbroken wordt met name bij bepaalde sporten zoals voetballen
    • PSV won zaterdag voor de achtste keer in negen wedstrijden na de winterstop en voerde de druk op de nummers één (Feyenoord) en twee (Ajax) van de eredivisie weer op. [1] 
  2. periode in de winter dat men de dekking van een verzekering kan onderbreken zoals bijvoorbeeld voor motoren die men dan toch niet gebruikt
Verwante begrippen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. NRC 11 maart 2017
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be