Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wer·vings·stop
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wervingsstop wervingsstops
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de wervingsstopm

  1. het niet meer op zoek gaan naar nieuw personeel voor een bedrijf o
    • Lange tijd is serieus gedacht dat buitenlanders het beste konden integreren met `behoud van eigen cultuur'. En pas in 1983, dus bijna tien jaar na de wervingsstop van buitenlandse arbeiders in 1974, verscheen de eerste `Minderhedennota'. [1] 
    • „Het is net alsof we weer in de jaren twintig zijn aanbeland”, zegt Peter Cappelli in zijn recent verschenen boek Talent on Demand, Managing Talent in an Age of Uncertainty. Toen was het voor bedrijven zeer moeilijk – zo niet onmogelijk – om hun personeelsbehoefte op de lange termijn in kaart te brengen. Daarna volgde de Grote Depressie. Bedrijven gingen uit van het talent dat ze al in huis hadden en voerden een wervingsstop in. [2] 
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. NRC M.A. de Ruyter van Steveninck 5 augustus 2003 Demografisch beleid is nodig
  2. NRC Piet Depuydt 8 november 2008 Werknemers als product op bestelling
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be