zekering
Niet te verwarren met: verzekering |
- ze·ke·ring
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘metaaldraad die bij overbelasting stroom onderbreekt’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1911 [1]
- Naamwoord van handeling van zekeren met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zekering | zekeringen |
verkleinwoord | zekeringetje | zekeringetjes |
de zekering v
- (elektronica), (elektrotechniek) een element van een stroomkring dat doorbrandt of op andere wijze een te grote stroombelasting verhindert
- Door de kortsluiting brandden alle zekeringen door.
- (sport) een mechaniek in de klimsport dat verhindert dat de klimmer bij een val ernstig letsel kan oplopen
- Er werd een taakstraf geëist tegen degene die de zekering had afgedaan, waardoor de klimmer om het leven kwam.
- [1] stop, smeltveiligheid
1. elektronisch element ter voorkoming van een te grote stroom
- Het woord zekering staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zekering" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "zekering" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be