zekeren
- Geluid: zekeren (hulp, bestand)
- IPA: / ˈzɛkərə(n) / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈze.kə.rə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈze.kə.rə(n)/
- (Limburg): /ˈze.kə.rə(n)/
- ze·ke·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zekeren |
zekerde |
gezekerd |
zwak -d | volledig |
zekeren
- het touw waarmee iemand klimt op een veilige manier vasthouden
- Als je zekert moet je altijd goed op blijven letten.
- ▸ Ik was blij dat ik ook mijn ijsbijl bij me had waarmee ik me, indien nodig, kon zekeren en een nieuw spoor door de sneeuw kon maken.[1]
1. het touw waarmee iemand klimt op een veilige manier vasthouden
- Het woord zekeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zekeren" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be