stopfles met stop
  • stop·fles
enkelvoud meervoud
naamwoord stopfles stopflessen
verkleinwoord stopflesje stopflesjes

de stopflesv / m [3]

  1. flesje dat gesloten wordt met een geslepen glazen stop en vaak wordt gebruikt voor het bewaren van medicinale drankjes
    • Mijn vriend bezit naast de uitrusting van de moderne arts ook een aantal geleerde werken in het Engels, Latijn & Duits. Een kist bevat een heel scala aan poeders in stopflesjes met etiketten in het Grieks. Die mengt hij voor het bereiden van diverse pillen & zalven. [4] 
    • Haar tante rommelt in het kastje waarin het voedsel wordt opgeborgen en houdt een stopflesje omhoog. 'Hier,' zegt ze met een gezicht alsof ze diep meeleeft met de zorgen waarvan Michiko met geen woord gerept heeft. 'Neem dit. Misschien heb jij meer geluk dan Sada.' Michiko schudt het hoofd. Nu pas dringt tot haar door dat de woorden van haar oom niet zozeer voor Sada als wel voor haar bestemd waren geweest. ` Het zal je grote problemen besparen,' zegt haar tante, 'en niet alleen jou. Zo'n kind zou geen leven hebben, een bastaard, van een blanke.'[5] 
    • Met weemoed herinner ik me de Russische apotheken, waar je desgevraagd, na overhandiging van 2 roebel en 40 kopeke, zonder enig gezeur een bruine stopfles kreeg overhandigd met het opschrift 'SLAAPPILLEN'. Als je zo'n pil opat, viel je binnen tien minuten in een verkwikkende slaap. Dat waren tijden.[6] 
82 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[7]