• start·grop
  • Samenstelling van de Noorse zelfstandige naamwoorden start en grop
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   startgrop     m: startgropen
v: startgropa  
  startgroper     startgropene  
genitief   startgrops     m: startgropens
v: startgropas  
  startgropers     startgropenes  

startgrop, m / v

  1. (sport) startkuiltje
  2. (figuurlijk) (gebruikt in de uitdrukking 'ligge i startgropa'): klaar zijn voor iets, klaar zijn voor inspanning, startklaar zijn
  • [2]: ligge i startgropa
in de startblokken staan


  • start·grop
  • Samenstelling van de Nynorske zelfstandige naamwoorden start en grop
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   startgrop     startgropa     startgroper     startgropene  

startgrop, v

  1. (sport) startkuiltje
  2. (figuurlijk) (gebruikt in de uitdrukking 'liggje i startgropa'): klaar zijn voor iets, klaar zijn voor inspanning, startklaar zijn
  • [2]: liggje i startgropa
in de startblokken staan


  • start·grop
  • Samenstelling van de Zweedse zelfstandige naamwoorden start en grop
Naar frequentie zeldzaam
startgrops enkelvoud meervoud
  onbepaald bepaald onbepaald bepaald
  nominatief     startgrop     startgropen     startgropar     startgroparna  
  genitief     startgrops     startgropens     startgropars     startgroparnas  

startgrop, g

  1. (sport) startkuiltje
  2. (figuurlijk) (gebruikt in de uitdrukkingen 'ligga i start­groparna' en 'vara i start­groparna'): bereid zijn om te beginnen
  • [2]: ligga i start­groparna / vara i start­groparna
in de startblokken staan