Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • start·geld
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord startgeld startgelden
verkleinwoord startgeldje startgeldjes

Zelfstandig naamwoord

het startgeldo

  1. (sport) vergoeding voor deelname aan een wedstrijd, ongeacht de uitslag (bedoeld om met aantrekkelijke deelnemers meer publiek of sponsors te lokken)
    • Als – ja, wat als – Feyenoord kampioen wordt plaatst het zich automatisch voor de groepsfase van de Champions League en is het volgend seizoen verzekerd van grofweg 15 miljoen euro startgeld. [1]
  2. (sport) bedrag dat een deelnemer moet betalen om in een wedstrijd te mogen starten (bedoeld om de organisatiekosten te dekken)
    • Er zijn jongere profspelers die elke keer hun prijzengeld moeten investeren in een nieuw toernooi. Voor sommigen is honderd euro startgeld vandaag te veel. [2]
  3. (luchtvaart) vergoeding voor het opstijgen van een vliegtuig die een luchtvaartmaatschappij aan de luchthaven betaalt
    • De hogere opbrengst startgelden wordt verklaard door de groei van het aantal passagiers en de invloed van de tariefverhoging voor transferpassagiers per 1 april 1997. [3]
  4. (bedrijfskunde) bedrag om met een project te kunnen beginnen
    • De Oliba (39 dollar) heeft al bijna de gewenste 30.000 dollar startgeld opgehaald via crowdfundingsite Indiegogo. [4]

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen