staartriem
- Geluid: staartriem (hulp, bestand)
- staart·riem
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | staartriem | staartriemen |
verkleinwoord |
de staartriem m
- (paardrijden) riem die het vooruitglijden van het zadel voorkomt; riem waar de staart van het paard doorgaat
- ▸ De voerman op zijn bastschoenen rende hijgend naar zijn kar, schoof een steen onder de onbeslagen achterwielen en begon de staartriem van zijn tot staan gekomen paardje recht te trekken.[3]
1. riem die het vooruitglijden van het zadel voorkomt; riem waar de staart van het paard doorgaat
- Het woord staartriem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ staartriem op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1