• staart·riem
enkelvoud meervoud
naamwoord staartriem staartriemen
verkleinwoord

de staartriemm

  1. (paardrijden) riem die het vooruitglijden van het zadel voorkomt; riem waar de staart van het paard doorgaat
     De voerman op zijn bastschoenen rende hijgend naar zijn kar, schoof een steen onder de onbeslagen achterwielen en begon de staartriem van zijn tot staan gekomen paardje recht te trekken.[3]