Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • straat·arm
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen straatarm straatarmer straatarmst
verbogen straatarme straatarmere straatarmste
partitief straatarms straatarmers -

Bijvoeglijk naamwoord

straatarm

  1. bijzonder arm; zo arm dat men op straat moet leven
    • Door de economische crisis zijn er veel mensen straatarm geworden. 
     Ik zou daar hoe dan ook terecht zijn gekomen, want mijn vader had slechts zes hectare land en was straatarm, en ik was de jongste van de drie kinderen.[2]

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen