straatarm
- straat·arm
- In de betekenis van ‘zeer arm’ voor het eerst aangetroffen in 1888 [1]
- intensief, samenstelling van straat en arm
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | straatarm | straatarmer | straatarmst |
verbogen | straatarme | straatarmere | straatarmste |
partitief | straatarms | straatarmers | - |
straatarm
- bijzonder arm; zo arm dat men op straat moet leven
- Door de economische crisis zijn er veel mensen straatarm geworden.
- ▸ Ik zou daar hoe dan ook terecht zijn gekomen, want mijn vader had slechts zes hectare land en was straatarm, en ik was de jongste van de drie kinderen.[2]
- Het woord straatarm staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "straatarm" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "straatarm" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Danielle Teller (vert. Marja Borg)“Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026346477
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be