eindweegs
- eind·weegs
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eindweegs | |
verkleinwoord |
het eindweegs o
- een grote afstand
- Even was het wat rustiger. Toen rondden twee rake klappen het proces af. De steenpoort had in de apotheek geen overbuurman meer en bij die explosie implodeerde een eindweegs daarvandaan een notariskantoor pardoes tot maaiveldhoogte. Of dat laatste bewust de bedoeling was geweest? [2]
- De schipper houdt aanvankelijk een zuidwestelijke koers. Aan stuurboord glijdt de kop van Schouwen voorbij, aan bakboord strekt de kust van Walcheren zich nog een eindweegs uit in zee. [3]
- Het woord eindweegs staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "eindweegs" herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
53 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 30-12-08 Een nieuwe hoogheid en een oude kogel
- ↑ Reformatorisch Dagblad 19-10-2018 [https://www.rd.nl/meer-rd/groen-duurzaamheid/jan-van-genten-en-grote-jagers-op-de-zuidelijke-noordzee-1.1521258 Jan-van-genten en grote jagers op de zuidelijke Noordzee]
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be